- Docent:
Ellen van der Helm
- Type opleiding:
Vijfdaagse
- Contacturen:
27
- Niveau:
Basis
- Lestijden@:
10:00 - 17:00 uur
- Kosten:
€ 570,-
- Studiebelasting:
168
- NBVH. studiepunten:
24 PsBK
- EC (CPION):
4,4 ECT
In het werkveld van de psychosociale hulpverlener wordt steeds duidelijker dat een minimale medische basiskennis onmisbaar is. Kennis over gezondheid en ziekten is zinvol voor de psychosociale hulpverlener omdat een gemeenschappelijke kennisachtergrond en terminologie de communicatie en samenwerking met de reguliere hulpverlener bevorderd. Tevens is een algemeen begrip van klachten en ziekteverschijnselen ook voor de psychosociale hulpverlener relevant in het contact met cliënten. Hiermee maak je kennis in de module Medische basiskennis.
Module medische basiskennisals onderdeel van de opleiding Psycosociale basiskennis
Deze module Medische basiskennis is onderdeel van de opleiding PSBK (psychosociale basiskennis) voor hulpverleners in de psychosociale sector. Hier komen alle PLATO-eindtermen bijeen die gericht zijn op het verkrijgen van inzicht in zowel het functioneren van het gezonde lichaam als ook de biologische mechanismen die ten grondslag liggen aan belangrijke ziekten. Naast talrijke basisbegrippen van de geneeskunde komen in de module medische basiskennis ook diagnostiek, anatomie en pathologie van een aantal relevante lichaamsstelsel aan de orde. Het doel van deze module is een overzicht te geven over gezondheid en ziekte van de belangrijkste orgaanstelsels. Binnen de eindtermen van de module medische basiskennis blijft de leerstof beperkt tot hoofdzaken die noodzakelijk zijn om de fysiologische en pathologische mechanismen te begrijpen.
Daarnaast besteedt deze module medische basiskennis aandacht aan de algemene farmacologie en komen de belangrijkste psychofarmaca en de werking daarvan aan bod.
Kernbegrippen Medische basiskennis
- Bouw en functie van de luchtwegen
- Gaswisseling
- Regulatie van de ademhaling
- Hyperventilatiesyndroom
- Symptomen bij ziekten van de luchtwegen: stridor, dyspnoe déffort, dyspneu de repos, hyperventilatie, cyanose centraal en perifeer, bradypnoe en tachypnoe
- Algemene functie zenuwstelsel
- Bouw en ligging: centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel
- Functie animale zenuwstelsel en vegetatieve zenuwstelsel
- Zenuwweefsel o Prikkelgeleiding en overdracht: neurotransmitters, netwerkvorming, plasticiteit zenuwweefsel
- Bouw en functie van het centrale zenuwstelsel, grote hersenen, tussenhersenen: thalamus en de hypothalamus, hersenstam, kleine hersenen, ruggenmerg
- Bouw en functie van perifere zenuwstelsel, incl. reflexen.
- Verschillende vormen van hoofdpijn, epilepsie, ziekte van Parkinson, Multiple sclerose, trauma’s, Transient Ischemic Attack, Cerebrovasculair accident.
- Epifyse, hypofyse, schildklier, bijschildklier, pancreas, bijnieren, vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen
- Diabetes Mellitus
- Hypofunctie en hyperfunctie van de endocriene klieren en daaraan gekoppelde ziekten
- De werking en de plaats van productie van de volgende hormonen bij de man: FSH, LH, en testosteron.
- De werking en de plaats van productie van de volgende hormonen bij de vrouw: oestron (oestrogeen), progesteron, FSH en LH.
- Wat er tijdens een menstruatiecyclus gebeurt in de hypofyse, de eierstok en de baarmoeder
- Het climacterium en de menopauze.
- Medische en psychosociale signalen (zie rode en gele vlaggen)
- Farmacokinethiek: resorptie, distributie, transformatie en excretie
- Begrippen in de farmacologie: therapeutische breedte, halfwaardetijd, klaring
- Werkingsprincipes van een geneesmiddel o Bijwerkingen en interacties
- Veranderde werking van geneesmiddelen o Hoofdgroepen geneesmiddelen en vaccinaties: analgetica, antibacteriële middelen., antimyotico, antivirale middelen, antithrombotica, psychofarmaca: ( antipsychotica, antidepressiva, hypnotica/ anxiolytica, overige psychofarmaca), hormonale middelen, antihistaminica, bloeddrukregulerende medicijnen, maagzuurremmers en maagbeschermers, cholesterol verlagers, insuline, cytostatica, vaccinaties .
- Benzodiazepinen, antidepressiva, antipsychotica, stemmingsstabilisatoren , psychostimulantie
- Motiveren tot gebruik
- (Bij)werkingen kennen en hierover informatie opzoeken
Leerdoelen Medische basiskennis
De student:
- Kent de basisbegrippen uit de gezondheidsleer en kan deze reproduceren (Gezondheid en ziekte, preventie, curatie, palliatie, symptomen, infectie, klachten, besmetting)
- Heeft algemene kennis met betrekking tot anatomie
- Kan een definitie van anatomie en geven
- Kan de orgaanstelsels van het menselijk lichaam reproduceren
- Heeft algemene kennis met betrekking tot fysiologie
- Kent en begrijpt wat het begrip homeostase inhoudt
- Kan een definitie geven van fysiologie en de subcategorieën (cytologie en histologie)
- Kent de definitie van gezondheid en ziekte (WHO)
- Diagnostisch proces binnen de geneeskunde
- Heeft inzicht in oorzaken van ziekte en reacties op het lichaam
- Kan diverse diagnostische methodieken benoemen (Anamnese, lichamelijk onderzoek, observatie en inspectie, auscultatie, percussie, palpatie, aanvullend specifiek onderzoek, laboratorium onderzoek, radiologisch onderzoek)
- Heeft inzicht in het diagnostische proces in de geneeskunde
- Heeft kennis van de onderbouwing van het medisch algemeen lichamelijk onderzoek
- Beschrijft wat de primaire en secundaire ademhalingsfuncties zijn
- Weet wat de primaire anatomie is van het ademhalingsstelsel
- Weet hoe de ademhaling tot stand komt en gereguleerd wordt
- Weet wat zuurstof- en koolstofdioxide-uitwisseling is
- Toont inzicht in het hyperventilatiesyndroom
- Toont inzicht in de verschillende symptomen (stridor, dyspnoe déffort, dyspneu de repos, hyperventilatie, cyanose centraal en perifeer, bradypnoe en tachypnoe) bij ziekten van luchtwegen
- Weet wat het centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel is, welke algemene functies van het zenuwstelsel er zijn en waartoe deze dienen
- Weet wat zenuwweefsel is en waartoe dit dient; o Weet de betekenis van plasticiteit van zenuwweefsel
- Weet hoe prikkels binnen het centrale zenuwstelsel worden overgedragen, wat de kenmerken zijn van prikkelgeleiding en overdracht (neurotransmitters, netwerkvorming)
- Weet wat de bouw en ligging is van het perifere zenuwstelsel
- Weet wat reflexen zijn en hoe ze werken; o Weet wat de bouw en functie is van het centrale zenuwstelsel: grote hersenen, tussenhersenen: thalamus en de hypothalamus, hersenstam, kleine hersenen, ruggenmerg
- Weet wat het animale en vegetatieve zenuwstelsel is en waartoe het dient
- Weet pathologische kenmerken te noemen van het zenuwstelsel
- Weet wat de kenmerken zijn van verschillende vormen van hoofdpijn, epilepsie, ziekte van Parkinson, Multiple sclerose, trauma’s (Hoofd- en RM-letsels) , TIA en CVA;
- Weet de eigenschappen van hormoonstelsel te benoemen (negatieve terugkoppeling, instelwaarde, relatie met Homeostase); o Weet de betekenis van endocriene klieren (Epifyse, hypofyse, schildklier, bijschildklier, pancreas, bijnieren, vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen);
- Weet de betekenis van Diabetes Mellitus is en kan de kenmerken hiervan opnoemen
- Weet de betekenis van de hypo- en hyperfunctie van de endocriene klieren
- Heeft inzicht in de endocriene klieren en gekoppelde ziekten
- Kent werking en de plaats van productie van de volgende hormonen bij de man: FSH, LH en testosteron
- Kent de werking en de plaats van productie van de volgende hormonen bij de vrouw: oestron (oestrogeen), progesteron, FSH en LH
- Weet wat de menstruatiecyclus inhoudt
- Wat er tijdens een menstruele cyclus gebeurt in de hypofyse, de eierstok en de baarmoeder
- Kan de kenmerken opnoemen van climacterium en menopauze
- Kent de medische en psychosociale signalen (rode en gele vlaggen), die aanleiding geven tot doorverwijzing naar een BIG geregistreerde zorgverlener
- Kan op basis van de betreffende symptomen en de combinaties ervan conclusies trekken voor verantwoord therapeutisch handelen.
- Begrijpt waartoe de medicatie dient
- Toont inzicht in de werkingsprincipes; o Kent de begrippen in farmacologie (farmacokinethiek: resorptie, distributie, transformatie en excretie; therapeutische breedte; halfwaardetijd; klaring) van geneesmiddelen
- Legt verbanden tussen de medicatie en de effecten
- Laat zien dat hij zicht heeft op de bijwerkingen van medicatie
- Laat zien hoe hij een cliënt kan motiveren voor gebruik van medicatie
- Laat zien dat hij betrouwbare bronnen kan raadplegen aangaande medicatiegebruik
- Toont inzicht in de interacties en veranderende werking van geneesmiddelen en kan dit toelichten
- Weet welke hoofdgroepen geneesmiddelen er zijn (Analgetica, antibacteriële middelen, antimyotico, antivirale middelen, antithrombotica, psychofarmaca: ( antipsychotica, antidepressiva, hypnotica/ anxiolytica, overige psychofarmaca), hormonale middelen, antihistaminica, bloeddrukregulerende medicijnen, maagzuurremmers en maagbeschermers, cholesterol verlagers, insuline, cytostatica) en de globale werking
- Weet welke vaccinaties er zijn en waartoe deze dienen
- Begrijpt waartoe de psychofarmaca (Benzodiazepinen, antidepressiva, antipsychotica, stemmingsstabilisatoren, psychostimulantie) dienen en wat de bijwerkingen ervan kunnen zijn
- Legt verbanden tussen de medicatie en de effecten
- Laat zien hoe hij een cliënt kan motiveren voor gebruik van medicatie
- Laat zien dat hij zicht heeft op de bijwerkingen van medicatie
- Laat zien dat hij betrouwbare bronnen kan raadplegen aangaande medicatiegebruik
Wil je meer informatie over de module Medische basiskennis? Neem dan contact op via het contactformulier.